Op Mini Expeditie in de stad

Een Mini Expeditie kan niet zonder kamperen. Toch? Kamperen maakt gelukkig. Hoe kort je ook gaat, het geeft meteen een gevoel van natuur, van buiten. Het buitenleven met de seizoenen helpt om rust te vinden in mijn leven en mijn altijd drukke hoofd. Zonder, lijkt de balans weg uit mijn leven en voel ik me opgesloten. Wij gingen dus op zoek naar het kampeergevoel. We ontdekten dat je, ook in deze tijd, zonder camping, zelfs zonder tent, toch dat gevoel kan krijgen. Hoe pak je dat aan? Waar kun je heen voor een expeditie waar je (bijna) niemand tegenkomt?

Anti-denken 1: rust op rare plekken

Rust vinden en buiten zijn doe ik het liefst zonder andere mensen. Althans, buiten mijn eigen groepje. En dat valt in deze periode niet mee. Niemand kan naar de sportschool, de gymzaal of de klimhal. Dus iedereen gaat naar buiten: naar de parken of het water. Wandelen geeft lucht, maar niet in die drukte. Zigzaggen om mensen te mijden geeft geen rust. De truc is om te anti-denken. Niet naar het strand en niet het park, maar een Mini Expeditie naar de campus van de universiteit of het haventerrein. Daar moet je zijn!

Anti-denken 2: rust op rare tijden

Niet alleen de plek waar je naartoe gaat, ook het tijdstip dat je gaat, is bepalend voor de drukte om je heen. Wij proberen wat extra te werken in de weekenden. Dan is het overal druk. Daardoor hebben we tijd om door de week de natuur in te gaan. En dat rustige moment vinden we niet bij mooi stralend weer. Wij worden eigenlijk wel blij als het wat slechter is voorspelt. Het is geen kamperen, maar we vinden alle rust, buiten, tijdens het avondeten of die ellendige persconferenties.

Kamperen op een parkeerplaats 

Als stadsbewoner valt het niet mee om dichtbij huis natuur te vinden. Gek genoeg biedt deze tijd kansen rond de binnenstad. Normaal wordt de Singelgracht van Amsterdam gebombardeerd door auto’s en fietsers. Op een saaie zondagochtend maken wij er een Mini Expeditie. We slalommen om geparkeerde auto’s, wiebelen langs het randje van de gracht en springen over de amsterdammertjes. Midden in de urban jungle zien we opeens een broedende zwaan. Rustig kampeert ze op haar nest tussen een Opel Astra en een vuilnisbak. ‘Houd afstand’, hebben lieve buurtbewoners erbij gezet.

Picknicken lijkt op kamperen

Het fijnste aan wandelen is eigenlijk de pauze. Dat geeft direct een soort kampeer-gevoel. De eerste corona-tochten liepen we hard door, maar inmiddels zorgen we juist voor genoeg pauze. En daarvoor slepen we eten mee. Veel eten! Ontbijt, koffie of avondeten, het kan eigenlijk allemaal. Je kunt misschien niet altijd makkelijk een brandertje aanzetten, dus vaak nemen we thermoskannen heet water mee. Daarmee brouwen we soepjes, warme choco en zelfs (met een handpresso) goede koffie! Die volle rugzak geeft eigenlijk ook al het idee alsof we op weg zijn naar een camping. Die af mogen doen, voor de welverdiende pauze, is zó fijn.

Hangen op een hangplek

We wandelen dus vaak met een volle rugzak. Naast de picknick, zit de rugzak vol met hangmatten, boeken en een extra jas. Allemaal gericht op het inrichten van een fijne hangplek. Het liefst hangen we daar drie hangmatten op. We hebben verschillende hangmatten. De ideale hangmat is licht en niet duur. Wij hebben inmiddels een lichte, een goedkope en eentje die beide is (Decathlon). En dat fijne plekje is natuurlijk niet altijd makkelijk te vinden. Dus net als bij echt kamperen kun je soms eindeloos zoeken. Tot Fosse roept: mam! Dit is goed, niet verder.